De Nederlanders die geen Nederlanders mogen zijn

Afgelopen zomer was ik op een familiefeest waar een stuk of tien jonge neefjes en nichtjes ronddartelden. Ik vraag me af of zij en hun ouders zich bewust zijn van hoeveel geluk zij hebben met hun hoogblonde, blanke uiterlijk en Hollandse namen. Want wie gelooft dat in Nederland iedereen gelijk is, heeft zijn ogen heel diep in z’n broekzak zitten.

Eerder dit jaar zag ik Sahar El Moniry, voorzitster van Stichting Arabische Vrouwen in Nederland, spreken. Ze sprak over haar buurt Amsterdam Noord en de jongeren die ze daar ziet opgroeien met Arabische en/of Islamitische achtergrond. Zij worden als tweede, derde of vierde generatie in Nederland geboren en groeien op tussen twee culturen: de Arabische cultuur van hun ouders en grootouders, die zij kennen dankzij familie, verhalen, vakanties en media, en de Nederlandse cultuur, de cultuur die hoort bij waar ze wonen, naar school gaan, vrienden hebben en hun toekomst opbouwen.

En hoewel Nederland het enige thuis is dat zij kennen, bevinden deze jongeren zich, aldus El Moniry, in een spagaat. Hun generatie groeit op in een thuisland dat hen behandelt als anders; als allochtonen, als moslims. Ze voelen het op hun opleiding als ze geen stageplek kunnen vinden, en daarna wanneer ze moeilijk aan een baan komen. Ze voelen het wanneer op televisie of social media politici, bekenden en volslagen vreemden zich uitspreken over die moslims, de dreiging van de islam of de criminele allochtoon. Ze voelen het wanneer ze een club niet inkomen, op straat om hun ID worden gevraagd, of gecomplimenteerd worden met hoe goed ze Nederlands spreken.

Deze jongeren voelen zich behandeld als tweederangsburgers. De toekomst die hun ouders of grootouders voor hen wilden, wordt hen hier niet gegund. Zij zien hun vriendjes en vriendinnetjes wél slagen, wél die stage en die baan krijgen. En terwijl onze premier zegt dat ze ‘zich moeten invechten’ (wat weer mooi past in deze trend), vertelt Sahar hoe sommige van deze jongeren gedurende die strijd de moed verliezen.

Waar het veel jongeren lukt om zich in te vechten, en zij – vaak met wat meer moeite dan Jan en Sanne – uiteindelijk wel aan die stage, die baan en die promotie komen, is er een groep die dat minder goed lukt. Zoals in elke groep pubers zijn er die net iets meer meemaakten, gevoeliger zijn, bozer zijn, eenzamer zijn. Ze raken in zichzelf gekeerd en gefrustreerd over de boodschap die zij steeds zo duidelijk voelen: jij hoort hier niet thuis. Maar waar dan wel?

Het is de groep die het meest kwetsbaar is, het meest beïnvloedbaar, en het hardst zal zoeken naar aansluiting. Op zoek naar een groep waar zij thuishoren, en naar ontsnapping, vervallen sommigen van hen wellicht in opstandig gedrag, kleine criminaliteit of drugsgebruik.

En een heel klein groepje heeft nog minder geluk. Zoals een kwetsbaar, onzeker meisje in handen kan vallen van een loverboy, zo is een kwetsbare, onzekere en zoekende Islamitische jongere een makkelijk doelwit voor extremistische groeperingen zoals IS. Zij worden gelokt met ideologie; iets waarin ze kunnen geloven, iets waar ze zich bij aan kunnen sluiten, verzet tegen het westen dat hen zo hard discrimineert. Daarbij is het idee van ‘terugkeren’ naar landen waar ze niet vandaan komen aantrekkelijk; terug naar dat andere ‘thuisland’ waar wellicht wél welkom wordt geheten.

Krijgt de IS of een andere organisatie eenmaal een kind in hun greep, dan lukt het ze soms om deze pubers van vaak nog maar 15 of 16 jaar oud naar Syrië of Irak te lokken. Maar wanneer daar blijkt dat dit niet is wat zij wilden, dat zij ook daar niet (willen) thuishoren, is het vaak al te laat: ze kunnen niet meer weg. De groepering waarbij ze zich aansloten, laat ze niet gaan. Het huwelijk waarin meisjes terecht komen, is niet terug te draaien. Of, god vergoede, ze komen om in de strijd.

Syrie (1)

Keren ze terug, gedesillusioneerd en getraumatiseerd, dan worden ze wederom niet bepaald met open armen ontvangen. Rutte verwoordde het al duidelijk toen hij uitsprak liever te willen dat jihadisten sneuvelen dan terugkeren naar Nederland. In plaats van als slachtoffers worden zij behandeld als radicale Jihadisten en terroristen, mogelijk terug in Nederland om terreurdaden te plegen. Ondertussen zijn families verscheurd, kinderen getraumatiseerd, en is een mooie toekomst verder weg dan ooit.

pvv (1)

Waar mijn blonde neefjes en nichtjes fouten kunnen maken zonder dat het een hele bevolkingsgroep verweten wordt en ze het land uit worden gewenst, ligt dat voor deze jongeren anders. De schuld wordt gelegd bij religie (Islam als gewelddadige godsdienst), cultuur (anti-Westers), de IS, de jongeren zelf die zich niet hard genoeg invochten. De oplossing wordt niet gezien als het helpen van de jongeren, maar het bestrijden van de Islam en de IS.

Het is tijd dat Nederland zichzelf eens goed achter de oren krabt en toegeeft dat ook wij schuldig zijn. Dat wij structureel onze landgenoten benadelen en demoniseren. Dat onze interpretatie van vrijheid van meningsuiting zo uit de hand gelopen is dat discriminatie en racisme worden rechtgepraat en haatzaaiende, racistische uitspraken worden behandeld als serieus te nemen meningen. Dat wij een systeem steunen dat sommige kinderen niet dezelfde toekomst gunt als andere kinderen.

Ps. In Denemarken besloten ze te helpen in plaats van dood te wensen. Lees hier het verhaal van iemand die de-radicaliseerde.

Devika Partiman, zelfbenoemd idealiste, schrijft over alles wat schuurt in de maatschappij, zoals diversiteit, gender, religie en politiek. Neem een kijkje op haar blog: www.somethingrighteous.nl.