Kind van mijn vader
Er zijn veel verhalen te vertellen over racisme en discriminatie. Sommige daarvan zijn bekend, maar het verhaal van vandaag is anders. Het is nieuw. Hierbij een verhaal over mijn vader.
Mijn vader en ik schelen veertig jaar en er staan waarschijnlijk net iets teveel generaties tussen ons in om goed met elkaar op te kunnen schieten. Hij begrijpt mij niet zo goed, maar naarmate ik ouder word begrijp ik hem steeds beter. Mijn ouders hebben elkaar ontmoet in Bolivia, waar mijn moeder toendertijd voor haar studie zat. Mijn vader was een Mexicaan op doorreis naar Japan, maar na de ontmoeting met mijn moeder is hij daar nooit meer heen gegaan. Toen mijn moeder er terug in Nederland achter kwam dat ze zwanger was van mij heeft hij al zijn bezittingen in Mexico verkocht, en is hij naar Nederland toe gekomen. De rest is, zoals ze dat zeggen, geschiedenis.
Mijn vader is wat anders dan de rest van de vaders die ik vroeger op het schoolplein zag. Alles wat hij doet gaat gepaard met een bepaald volume en intensiteit die de meesten van ons vreemd is, zoals praten en lachen en soms zelfs huilen. Dit is overigens iets wat de meeste Latijns-Amerikanen gemeenschappelijk hebben en wat ik tegenwoordig als mooi ben komen te beschouwen. Mooi, omdat er voor mijn gevoel een ongeëvenaarde levenslust uit spreekt. Mijn vader spreekt niet zo goed Nederlands. Hij heeft verscheidene taalcursussen gevolgd en hij verstaat alles, maar Nederlands is een moeilijke taal en hij was niet meer de jongste toen hij hierheen kwam. Sommige mensen behandelen mijn vader anders, misschien juist omdat hij de Nederlandse taal niet zo goed beheerst. Misschien is het vanwege zijn huidskleur, of misschien vanwege associaties of ideeën die zijn voorkomen in hen oproept. Hij draagt namelijk vaak korte broeken en een vissershoedje, en van alle schoenen die hij heeft knipt hij de voorkant eraf zodat zijn tenen de vrijheid hebben. En dan was er natuurlijk ook nog de lange vlecht waarin hij zijn haar droeg en de enorme snor die bij tijd en wijlen terugkeert. Maar geen van die mensen die hem bij voorbaat al veroordeeld hebben, kennen hem zoals ik hem ken. Als de vader met de liefste lach, een man die zich onrecht sterk aantrekt. Als iemand die van onze tuin een waar walhalla heeft gemaakt voor de buurtvogels en die hen elke dag met veel liefde voedt. Als iemand die perfect Engels spreekt en altijd op de hoogte is van alles; als een echte intellectueel. Vroeger schaamde ik me voor hem, maar die tijd is allang voorbij.
Ik ben niet meer zo vaak thuis als ik vroeger was, maar ik ben nooit gestopt me zorgen om mijn vader te maken. Onze samenleving is namelijk hard voor mensen die anders zijn of geboren zijn op een andere plek. Hoeveel mensen kun je precies tegen je hebben voordat er daarbinnen iets in je knakt en onherstelbaar beschadigd raakt – zoals je waardigheid als mens zijnde? Er is niets zo erg als mensen die denken dat mijn vaders gebrek aan volledige beheersing over de Nederlandse taal iets zegt over zijn mentale capaciteit, of over zijn persoon. Die mensen begrijpen niet dat er nog een taal is, en in het geval van mijn vader zelfs twee andere talen, waarin die persoon zich wél uitstekend uit kan drukken. Een taal waarin deze groep voor een weerwoord kan zorgen op de talloze beschuldigingen die zij naar hun hoofd krijgen geslingerd. Een taal waarin mijn vader haarfijn uit kan leggen aan onze lieve buurvrouw waarom hij niet terug kan naar zijn eigen land; iets wat hij bij elk meningsverschil over de precieze plantenopstelling in onze tuin naar zijn hoofd krijgt. Lieve buurvrouw, dit is nu zijn land. Voor mijn moeder, mijn broertje en zusje en mijzelf is mijn vader ons ‘thuis’. Mijn vaders belangrijkste kenmerk is niet zijn verblijfstatus, noch zijn huidskleur. Mijn vader is een mens, net zoals jij en ik.
Yling Ylang Garcia, derdejaars student Liberal Arts and Sciences richting Milieu- en Maatschappijwetenschappen in Utrecht. Jong schrijftalent met een passie voor design.