Jullie hebben ritme
Volgens artikel 1 van de Grondwet, het gelijkheidsbeginsel, zou iedereen in ons land – ongeacht ras, geslacht, seksuele voorkeur etc. – gelijk behandeld moeten worden. Racisme is verboden. En toch worden veel mensen dagelijks, soms subtiel en soms expliciet, met racisme geconfronteerd. Hoe kan een fenomeen als racisme onder onze huid kruipen en wat voor effect heeft het op ons dagelijks leven?
Duo Pennotti
Mijn beste vriendje op een gemengde basisschool in Amsterdam-West was Mike, een blonde Nederlandse jongen. Ze noemden ons Duo Pennotti. Ik donkerbruin, hij wit. Ik haalde altijd goede cijfers en ging als eerste uit mijn grote familie naar het gymnasium op een lyceum in Amsterdam Oud-Zuid. Het was daar, op de middelbare school, dat ik me meer bewust werd van mijn kleur. Het viel me op dat ik een van de weinige donkere jongens was in de klas. Op het Spinoza Lyceum begon ik ook vragen te stellen over ongelijkheid in de Nederlandse samenleving en ons gedeelde koloniale verleden. Ik leerde namelijk veel over de Verlichting, de Gouden Eeuw en de VOC, maar weinig tot niks over het Nederlands koloniale verleden en de Trans-Atlantische slavenhandel.
Ik begon me te verwonderen over de dominantie van witte mensen in machtsposities, terwijl de mensen die op mij leken aan de onderkant van de maatschappelijke ladder bungelden. Zoals auteur Chimamanda Ngozi Adichie in de film Zwart Als Roet opmerkt: “Voor een jeugdig wit persoon is het niets bijzonders om witte mensen in witte machtsposities te zien. Ze beseffen niet dat het voor velen wel bijzonder is om iemand die op hen lijkt in een machtspositie te zien.”
Op de universiteit is iedereen wit
Het was voor mij bijzonder om als enige donkere jongen in de klas voor het VWO te slagen en vervolgens aan de universiteit te studeren. Op de Vrije Universiteit (VU) zat ik regelmatig in collegezalen met meer dan 250 studenten waar ik nog steeds de enige of één van de weinige gekleurde mensen was. Het broertje van documentairemaakster Sunny Bergman merkt in ‘Zwart Als Roet’ scherp op: “Op de universiteit is iedereen wit.” Zo voelde het voor mij vaak ook.
Als enige donkere jongen in de groep deed ik mijn best studiegenoten te leren kennen. Enthousiast liep ik de introductieactiviteiten en borrels af. “Jij kan vast goed dansen, je lijkt op Ne-Yo, jullie hebben ritme”, zei een blonde, blauwogige Nederlandse mede-student goedbedoeld tegen me tijdens zo’n borrel. Ik lachte haar opmerking weg als een boer met kiespijn. Een paar studiejaren verder belandde ik in een verhitte discussie met mede-studenten Antropologie over Zwarte Piet, een mede-student schreef:
“Naar mijn mening was Zwarte Piet altijd degene die door de schoorsteen ging om cadeautjes aan de kinderen te geven, dus hij is op geen enkele manier slecht. De onschuld van een kind wordt vernietigd door racisme te benadrukken – iets wat naar mijn mening niet erg verstandig is, omdat het concept van ras in de Nederlandse wetenschap en samenleving is verbannen. (…) Het is een onderdeel van de Nederlandse cultuur, dus je kunt het accepteren en je mond houden, of blijven zeuren en vertrekken.”
Het waren niet de emotionele – ‘zeuren en vertrekken’- reacties van mijn mede-antropologie studenten die me fascineerden, maar vooral hun overtuiging dat ras en racisme in Nederland zouden zijn verbannen. Sociaal wetenschappers Gloria Wekker en Philomena Essed stellen dat Nederlands racisme zich vooral kenmerkt door het dominante zelfbeeld van onschuld. Nederland ziet zichzelf graag als het land van tolerantie, liberalisme en vrijheid van meningsuiting. Racisme is iets uit het verre verleden of iets dat alleen in andere landen nog voorkomt. Het Zwarte Piet debat heeft echter blootgelegd, dat racisme ook in Nederland een actueel probleem is.
Micro agressies
Als enige of één van de weinig gekleurde mensen in de collegebanken viel ik op en kon ik andere studenten met een kleurtje gemakkelijk vinden. In gesprekken met hen leerde ik dat ze vaak vergelijkbare ervaringen hadden. Met een aantal mede-studenten richtte ik de multiculturele studentenvereniging New Urban Collective op. Eén van onze projecten ‘I, Too, Am VU’ ging over microagressies, institutioneel racisme en discriminatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.
Micro agressies zijn dagelijkse, vaak goedbedoelde opmerkingen van witte mensen die (wellicht) in gelijkheid geloven, maar onbewust wel degelijk denigrerende, beledigende of discriminerende boodschappen overbrengen. Opmerkingen als ‘wat spreek je goed Nederlands’, ‘ik noem je neger, maar ik bedoel het niet zo’ of de vraag ‘maar waar kom je écht vandaan’ zijn typische voorbeelden van micro agressies. Ze herinneren studenten met een kleurtje er telkens aan dat ze toch als ‘de Ander’ worden gezien.
Micro agressies zijn vaak gestoeld op impliciete stereotype beelden van ‘allochtonen’. Het College voor de Rechten van de Mens heeft onderzocht hoe impliciete en expliciete stereotype beelden over ‘allochtonen’ leiden tot discriminatie op de arbeidsmarkt. Werkgevers kiezen – vaak onbewust, ingegeven door negatieve associaties met ‘allochtonen’ – eerder voor iemand die Mark heet, met alle gevolgen van dien voor Mohammed. Onder meer als gevolg van die arbeidsmarktdiscriminatie, is de werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond met negentwintig procent bijna drie keer zo hoog als onder jongeren van Nederlandse origine.
Stereotype beelden en onbewuste vooroordelen leiden ook tot bijvoorbeeld etnisch profileren door de politie en structurele ongelijkheid in de etnisch gesegregeerde zwarte en witte scholen waar kinderen die er anders uitzien vaker naar lagere niveaus van onderwijs worden gestuurd. De kinderen die wel het hoger onderwijs bereiken zijn dan vaak, net als ik, één van de weinige gekleurden in een witte omgeving.
Die microagressies… ik overleef ze wel. Ze maken alleen pijnlijk duidelijk dat racisme dan misschien onderhuids is gegaan, maar daarmee nog lang niet is verdwenen.
Powered by Diversity
Op zaterdag 20 december a.s. organiseert Mitchell samen met New Urban Collective de conferentie ‘Powered by Diversity’ op de Vrije Universiteit te Amsterdam. Deze conferentie is met als keynote spreker Philomene Essed is gericht op praktische oplossingen, actieplannen en aanbevelingen m.b.t. diversiteit op de arbeidsmarkt, ‘decolonizing’ scholen en universiteiten, etnisch profileren, gender diversiteit, diversiteit in de media en ‘blacktivism’.
Zie hier voor meer informatie en hoe je je kunt opgeven.
Mitchell Esajas komt uit Amsterdam, is programmamanager van de masterstudie Antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van het platform New Urban Collective en oprichter van de campagne ‘I, Too, Am VU/UvA’.